Neoprof bij “De Onderneming”
Ontstaan van wielerploeg De Onderneming
In 1976 werd Aad Kraan neoprof (deeltijd beroepswielrenner) bij de wielerploeg van Oliehandel De Onderneming. De gebroeders De Pater waren de eigenaren van die oliehandel, gevestigd aan de Donkstraat.
Zij verkochten olie aan binnenvaarschepen en ook aan particulieren. Ze waren gelieerd aan het oliebedrijf Frisol uit Dordrecht. De directeur/eigenaar van Frisol, Nico de Vries, was een groot wielerliefhebber, zo groot dat hij een eigen wielerploeg oprichtte. Het was zelfs een vooraanstaande wielerploeg, waarvoor grote renners uitgekomen zijn, zoals Fedor den Hertog (onlangs overleden), Cees Priem, Theo Smit, Harm Ottenbros, Hennie Kuiper, Jan Raas, Luis Ocana en vele anderen. Een ploeg met Olympisch- en wereldkampioenen, etappe winnaars in de Tour de France, kortom een klasseploeg met erg veel publiciteit. Ploegleider was de welbekende Piet Liebrechts. Nico de Vries maakte de gebroeders De Pater enthousiast voor de wielersport. Aad Kraan was een vaste klant van hun benzinepomp aan de DONK straat. De benzine was er goedkoper en als hij in Brabant of België ging rijden, dan was die kant van Gouda z´n uitvalsbasis. De gebroeders De Pater wilden hun naamsbekendheid en omzet bij particulieren vergroten en de Frisol directeur had hen aangeraden de lokale wielrennerij te gaan sponsoren. Zij raakten daarover in gesprek met Kraan en het was hun bedoeling de GRTC Excelsior te gaan sponsoren. Na ampel beraad zag Excelsior daar bij monde van de heer Ousoren vanaf; ze waren bang hun zelfstandigheid te verliezen.
Hoewel de gebroeders De Pater hier helemaal niet blij mee waren, bleken zij van het slag dat er na een tegenslag nog een schepje bovenop doet. Na een dagje vissen met Frisol directeur De Vries was de vierde profploeg van Nederland geboren. Ze wilden een zeer bescheiden profploeg op gaan starten met lokale en regionale renners. Omdat ze niet thuis waren in dat wereldje, vroegen ze Aad één en ander op poten te zetten. Aad wilde daaraan graag meehelpen, onder voorwaarde dat hij een ander dan hijzelf als ploegleider mocht zoeken. Verder vroeg hij de gebroeders of hij deel mocht gaan uitmaken van deze ploeg. “Cees de Pater gunde het me.” Aad zocht en vond Koos Rook uit Krimpen aan den IJssel als ploegleider, die hij kende als voormalig ploegleider van amateurploegen, zoals Delbana. Er bleken maar weinig streekrijders bereid om als neoprof aan de slag te gaan, zoals de wel gevraagde Arie de Groot uit Stolwijk, die geen toestemming kreeg van zijn werkgever de PTT. Naast Aad had alleen Cor Berkouwer uit Stolwijk zin om zich aan te sluiten. Koos Rook heeft toen, samen met Aad, de ploeg verder aangevuld en sommige renners dienden zichzelf aan.
Op 21 april 1976 presenteerde de wielerploeg zich op de Sportlaan bij Sporthal De Springers. Op een daar door de bekende wielerfotograaf Cor Vos gemaakte foto zijn te zien kopman Jan Krekels, Wim de Ruiter, Jan Breur, Bennie Groen, Wicher Vlot, Adrie Kraan en Cor Berkouwer. Verder op de foto mecanicien Arie de Vries en ploegleider Koos Rook. De fietsensponsor was Gazelle.
Veel publiciteit vooraf
De Onderneming genereert direct al veel publiciteit. Nog voor de eerste trap gedaan wordt in mei 1976 in de Ronde van Boxmeer verschijnen er diverse artikelen over deze nieuwe ploeg, die goed is voor de werkgelegenheid in de wielersport. Ook Aad Kraan komt regelmatig aan bod. Een greep uit de publicaties.
– In dagblad De Rijn & Gouwe van 27 februari 1976 verschijnt een artikel waarin staat dat Aad Kraan een contract tekende bij Oliehandel De Onderneming van Kees en Jan de Pater. “Dit is het laatste stukje wat de heren De Pater mij aanbieden om ook nog te leren.”
– In de Goudsche Courant van 5 april 1976: “Gouda. In hotel De Zalm tekenden de renners van de Goudse Oliehandel De Onderneming het profcontact. Als laatste renner is Wim de Ruijter uit Hattem in de ploeg opgenomen. De nieuwe profploeg komt na 1 mei in actie. Voor die datum zullen Aad Kraan, Cor Berkouwer en Wim de Ruijter nog uitkomen als amateurs.
– Op woensdag 7 april 1976 publiceert het weekblad “Holland Silhouet” een artikel van de hand van hoofdredacteur Bert Cattel. “Oorspronkelijk was het de bedoeling dat uitsluitend amateurs uit de Goudse regio de gelegenheid zou worden geboden tot de rijen der profs toe te treden. Maar er waren niet genoeg kandidaten, waar op De Onderneming besloot elders in den lande renners aan te trekken. “….”De bij de Goudse oliehandel aangesloten renners zijn in feite neoprofs. Zij zetten hun dagelijkse arbeid normaal voort. De Onderneming zorgt voor een vast basisbedrag per maand, zodat zij tenminste een stuk zekerheid hebben. Daarnaast moeten zij hun inkomsten zien te betrekken uit de wedstrijden (startgeld, eindklassering). De opzet van de gebroeders De Pater is vooralsnog bescheiden. Zij willen deze activiteiten eerst een jaartje aanzien. Maar voldoet deze sponsoring aan de reclameverwachtingen dan zal de ploeg waarschijnlijk volgend seizoen worden uitgebreid.”……”Cees de Pater gunde het me” zo bekent Goudse wielrenner Aad Kraan ruiterlijk. Op 37-jarige leeftijd slaagde hij er (met een duwtje in de rug) nog in toe te treden tot de rijen der wielerprofs. Hoe lang hij deze status heeft, kan Aad niet zeggen. Ik ben in een goede conditie. Wielrennen is erg leuk, ik fiets op ontspannen wijze”.
– Op 17 april 1976 staat er een paginagroot interview in dagblad Het Vrije Volk van de hand van Loet Schellebeek met als kop “Goudse neoprof Ad Kraan (37); Ik was nog nooit zo goed in vorm”. Aan het eind van het artikel staan de volgende ontboezemingen: “Nee, een seizoen lang m’n gezicht laten zien, daar heb ik altijd alles voor gedaan. Een karakterman, dat was ik, dat ben ik en dat zal ik altijd blijven ook.” Erg veel verandert de plotselinge profstatus niet in het dagelijkse doen en laten van de timmerman Kraan. “Ik blijf gewoon werken en de training aanpassen bij het werk, zoals ik dat nu ook al doe. Er zijn amateurs, en ik hoef ze niet te noemen, die veel meer professional zijn dan ik ooit zal worden. Die voeren buiten het fietsen niets uit. Ik wel, maar ik heb dan ook een gezin te onderhouden. Rijk zal ik er niet van worden, maar daar doe ik het ook niet voor. Ik wil gewoon bewijzen dat ik wel een stukkie fietsen kan, ook al ben ik dan niet bekend”.
Blijft het gevaar dat Aad Kraan het lachertje van de koers zal worden, een tweede Wout van der Berg, de zwarte rijder uit het Westland, die je kunt uittekenen aan de staart van het peloton, of ver daarachter. Kraan, die zijn naam in elk geval niet tegen heeft: “Ik heb geen zin om de joker te worden. Ik ben altijd serieus genomen in de kopgroep en ik wil dat dat zo blijft. Of ik er mee zal ophouden als dat onverhoopt niet lukt? Geen denken aan! Het ligt niet in mijn aard om weg te lopen. Dan nog maar wat harder er tegenaan.” Er kleeft voor Aad Kraan evenwel maar één “maar” aan De Onderneming: hij voelt dat ploegleider Koos Rook (ex Pionier Sport en Delbana) niet volledig achter hem staat. “Rook ziet het in mij niet zitten, omdat ik boven de dertig ben. Hij is daar heel eerlijk in. Hij zegt gewoon: voor jullie (want ook Cor Berkouwer moet hij niet) kan ik zó een jonge jongen krijgen. Liefhebbers zat. Leuk is dat niet, die slechte verstandhouding, ik kan er eigenlijk niet goed tegen. Daarom ben ik op De Pater afgestapt. Ik wilde weten, waar ik nou precies aan toe was. Zekerheid hebben dat ik er straks niet opeens uitgegooid zal worden. Welnu, De Pater heeft me zijn woord gegeven, hij staat achter me. En daar bouw ik dan maar op. Ik begrijp het natuurlijk wel, De Pater ziet in mij natuurlijk reclame. Een jongen uit de streek, een neoprof van 37, het is ook eigenlijk te gek. Hij voorziet dat de kranten daar wel op af zullen komen. En niet ten onrechte, zoals blijkt, want daar is Het Vrije Volk al. Zonder dat ik een trap heb hoeven geven, lig ik meteen meters voor op de rest. Dáár zou Koos Rook toch ook oog voor moeten hebben. Mijn waarde voor de sponsor, dat is toch eigenlijk het enige dat telt?” Hetgeen niet wegneemt dat Aad Kraan zich ook fietsend graag aan de vergetelheid wenst te ontrukken. Want de Goudse veteraan mag dan een nieuweling onder de professionals zijn, een liefhebber is hij óók. Nog steeds”.
– In het blad `Wieler International`nr. 3 van22/29 april 1976 verschijnt een artikel onder de kop “De Kraan” wordt prof. Enkele citaten. “Een trimmer die prof wordt. Hoe kun je dat rijmen? De Goudse neoprof lost dat zelf op. “In de eerste plaats,” stelt hij “voel ik me nog even fit als toen ik begon. Dat kun je zien aan mijn uitslagen. Vorig jaar heb ik nog 40 maal prijs gereden. Daarvan zeker 20 maal bij de eerste 10 en een stuk of zes keer bij de eerste vijf. Nou, dat mag er toch wel zijn, dacht ik. Eerste ben ik niet geworden, maar ik ben nu eenmaal geen winnaar. Ik heb vier keer gewonnen in zeventien jaar tijd en dat zegt genoeg. En toch steeds van voren gereden in de kopgroep. Dat weten ze bij de amateurs. “De Kraan” zeggen ze dan, is er weer bij.” ….” Hij vertelt zijn relaas van zeventien jaar en dan wordt duidelijk dat zijn grootste handicap is geweest het feit dat hij altijd alleen moest rijden. Dat-ie enkel heeft gedraaid op zijn liefde voor de pure sport. En het gebrek aan grote successen is grotendeels te wijten aan het feit dat hij steeds een buitenbeentje is geweest. Omdat hij zijn begrip van sport nooit heeft aangepast aan de regels die er in het grote wielercircus bestaan. Als eenling heeft Aad Kraan steeds moeten opboksen tegen het rijden in ploegverband. En tegen coalities, die in ’n beslissende kopgroep werden gesmeed. “Een koers verkopen, nee….daar doe ik niet aan mee. Dat ligt me niet. Dat heb ik nooit gedaan. Ik zie dat niet als sport en dat heeft me zeker wel van overwinningen afgehouden. Dat besef ik heel goed. Want als je niet meedoet aan de handel, dan knok je tegen een overmacht. Maar daar maak ik me niet druk om. Natuurlijk wil ik wel winnen, maar als ik win, dan moet ik zeker weten dat ik zelf de pedalen heb rondgetrapt, helemaal. Ik heb ook nog nooit doping gebruikt. Die drog, daar hou ik niet van. Natuurlijk heb ik dat weleens gezien bij andere jongens, maar dat laat me koud. Zoiets daar bemoei ik me niet mee. Dat moet iedereen maar zelf weten. Als ik gepakt had zou ik misschien veel meer hebben gewonnen, maar winnen vind ik ondergeschikt aan de sport.” ….…” Op 1mei aanstaande gaat Aad Kraan voor het eerst in zijn lange carrière van start als prof. In het weekeinde is dat geen probleem, maar op andere dagen zal hij verlof bij zijn baas moeten nemen. Maar dat heeft hij er graag voor over. “Ik ben blij dat ik nu toch nog het profmilieu mag meemaken. Ik hoop dat ik het goed doe. Misschien ben ik dan wel een stimulans voor een aantal jongere coureurs. Och, misschien krijg ik heel wat scheldwoorden naar mijn hoofd, maar daar ben ik niet bang voor. Ik heb een goede conditie en ’n goede mentaliteit. Als ze m’n leeftijd schatten ben ik tien jaar jonger.” Wanneer zijn profcarrière eindigt is nog niet bekend. Hij wil zelf uitmaken wanneer het nodig is met fietsen te stoppen. “Ik probeer zo goed mogelijk te rijden. Ik ga echter heus niet naar de dokter om me op te peppen, al heb ik begrip voor profs die dat wel doen. Per slot van rekening is het hun beroep. Die jongens moeten er de kost mee verdienen. Ik niet. Voor amateurs vind ik het ook uit den boze. Daar moesten ze nog meer op gaan letten. Ik zeg altijd alles eerlijk. Ik ben geen slijmerd en ze moeten me maar zo nemen als ik ben.”
-Nog voor de eerste profwedstrijd gereden is Aad al in aanvaring gekomen met ploegleider Koos Rook, nota bene door hemzelf aangezocht. Zie ook het interview in Het Vrije Volk van 17 april 1976. Koos laat in de krant aantekenen dat hij Cor Berkouwer en Aad (dan 37) eigenlijk te oud vindt. Aad is dat “gezeur” over leeftijd moe. ” Ik heb van veel mensen steun gekregen in die periode, mensen die duidelijk achter mij stonden. Wat er toen in de krant heeft gestaan, is nauwelijks meer goed te maken.” Koos Rook heeft een dag later gezegd dat hij alle respect heeft voor Kraan, maar ook dat kan Kraan niet veel milder stemmen. Aad Kraan vindt het vervelend dat mensen steeds maar weer over zijn leeftijd zeuren. Vast staat dat Kraan in deze ploeg toch een belangrijk stuk routine inbrengt gezien de tijd dat hij al meefietst. Hij: “Al dat gepraat over die leeftijd blijft me niet lekker zitten. Er zit voor mij maar één ding op, dat goed te maken met fietsen. Want het prikkelt wel.” (Goudsche Courant ; 8 april 1976; Wim Raucamp).
In profpeloton van 1 mei 1976 tot 1 januari 1977
Ondanks de verwikkelingen met ploegleider Rooks, kwam Aad volgens zijn opgave in 1976 in ongeveer 45 profkoersen aan de start, waarin hij 43 maal prijs reed en viermaal toptien. Hij mocht niet meedoen aan de Ronde van Nederland en het Nederlands kampioenschap en de grote internationale wedstrijden, maar er bleef nog genoeg over. Zo kwam hij ook regelmatig in België aan de start. Aad vertelt een keer vierde geworden te zijn in een doordeweekse wedstrijd van 210 km en Eddy Merckx werd daarin vijfde. In die koers reed kopman Jan Krekels lek, maar hij weigerde een wiel van Aad aan te nemen. Uiteindelijk haalde Krekels toch nog het peloton, maar een goede prestatie zat er niet meer in. “Die sfeer….”, aldus Aad. Van die wedstrijden in België heeft hij logischerwijs geen knipsels en ook op internet is weinig tot niets te vinden uit die tijd.
Van de Nederlandse wedstrijden is veel meer bekend. Hierbij een overzicht van een aantal Nederlandse uitslagen. Kraan wordt o.a. 9e in Bavel, 7e in Den Haag, 26e in de Ronde van Kortenhoef (net voor Jan Raas), 20e in Kruiningen, 18e in de Leidse Ronde, 27e in Ridderkerk, 14e in de Ronde van Kamerik, 17e in Valkenswaard, 22e in de Ronde van Boxmeer, 6e in de Ronde van Stolwijk (met 3 onderdelen), 28e in ’s Heerenhoek, 32e in Steenwijk, 30e in Tijls Tour door IJsselmonde.
Als bescheiden renner had je geen kans op het erepodium te komen. De eerste drie plaatsen in de criteriums werden altijd verdeeld onder de grotere jongens, ook financieel. Aad wilde geen goed resultaat halen door er voor te betalen.
Om te laten zien met wat voor mannen Aad toen in de rondte reed, hier de eerste dertig (prijswinnaars) van de Ronde van Kamerik: 1) Hennie Kuiper (108 km in 2.39,38); 2) Gerrie Kneteman; 3) Gerard Vianen, de plaatselijke held; 4) Gerben Karstens; 5) Ben Janbroers; 6) Cees Priem; 7)Joop Zoetemelk; 8) Herman van Springel (Bel.); 9) Aad van den Hoek; 10) Wicher Vlot; 11)Theo Smit; 12) Didi Thureau (Dld); 13) Jan Krekels; 14) Aad Kraan; 15) Rik van Linden (Bel.); 16) Gerard Kamper; 17) Jos Schipper; 18) Willy Teirlink (Bel.); 19) Herman van der Slagmolen (Bel.); 20) Fedor den Hertog; 21) Rolf Groen; 22) Jan Raas; 23) Piet van Katwijk; 24) Jan van Katwijk; 25) Bennie Groen; 26) Albert Hulzebosch; 27) Wim de Ruiter; 28) Richard Bukacki; 29) Henk Prinsen en 30) Arie Bakker. In het jaar 1976 reed Aad ook wel eens een koers met schaatscrack Eric Heiden die het ook eens in het profpeloton wilde proberen, maar met weinig succes.
Inkomsten
Aad Kraan stond als neoprof onder contract vanaf 1 mei 976 tot einde seizoen. Hij werd betaald voor twee middagen per week. Dat leverde hem in totaal 4000 gulden op. Daarnaast mocht hij zijn prijzengeld houden. Lachend vertelt Aad dat hij wel elke maand bij Koos Rook om z´n geld moest zeuren; het kwam altijd te laat.
Terugkijkend
Aad Kraan vond het leuk tussen die grote namen te hebben gestaan. Dat was wel spannend. Ook was het voor hem als sportman een uitdaging. Er werd vanaf het begin van de koers hard gereden, in tegenstelling tot bij de amateurs, waar in het begin nogal eens rustig aan gedaan werd. Ook lag de snelheid hoger, werd er veel tactischer gereden, het was zoveel beter. En dan is het mooi dat je je tussen die mannen toch weer iedere koers kon handhaven en bijna altijd in de prijzen wist te rijden, soms zelfs top tien. Aad vond het wel een “rechtse” sport, met kopmannen (de bazen) en knechten. Hij is in dat half jaar als neoprof wel harder geworden en sterker. Hij heeft na de profperiode veel meer wedstrijden gewonnen dan ervoor. Ook in die zin was het dus een uitstekende ervaring. Aad wilde het één seizoen proberen en moest daarna vaststellen dat het voor hem genoeg was. Hij had de verlangde ervaring opgedaan en bewezen dat hij ondanks zijn leeftijd in de kleinere wedstrijden goed mee kon. Koos Rook wilde niet meer met hem door en Aad had genoeg meegemaakt; hij had geen zin om als onafhankelijke door te gaan. Aad vindt het prachtig om te sporten en dat kon ook bij de amateurs. Trouwens, Aad voelt zich een sportman, geen wielrenner.
Eén antwoord op “Aad Kraan Deel II: Profwielrenner”