Ferdy Kolster schreef een artikel over zijn jeugd in de Kadebuurt toen er nog veel op straat werd gespeeld.
– De jaren vijftig –
Opgegroeid in de Eerste kade wil ik hierbij toch eens terugdenken aan alles wat ik als ventje tussen mijn 5e en 12e jaar mocht meemaken in de Kadebuurt. Voor de jeugd van nu is het moeilijk in te denken, maar we vermaakten ons vele uren op straat. Hoewel voetbal het meest werd gespeeld kwamen er afhankelijk van de seizoenen meerdere activiteiten naar voren. Ik kom hier straks nog op terug in het vervolg van mijn verhaal. Uiteraard was voetbal heel belangrijk, vooral omdat we de ”Gouden jaren” met twee keer het landskampioenschap van Gouda (1959, 1960) mochten meemaken.
Jongensstad
Ook was de wijkclub Jongensstad in de Jan Luijkenstraat een trefpunt. Wie uit die tijd kent niet Pater Hagenaars als de grote inspirator voor diverse jeugdactiviteiten. Meest in het oog springend was het straatvoetbaltoernooi, een pracht belevenis. Ook mochten we voor 5 of 10 cent op zaterdagavond naar de film, daar keek je naar uit. Prachtige cowboy films met Roy Rogers en meer van die sterren uit die tijd. Gevolg was dat we de dagen erna hele gevechten naspeelden in de bosjes van de Noothoven van Goorstraat; wapens waren de plastic blaaspijpjes met witte bessen. Menig bewoner kon ’s avonds de ramen gaan lappen, want die bessen spatten prachtig uiteen.
Politieagent Koot
Voetballen deden we vaak op het schoolplein en zoals u al in andere items hebt gelezen hadden we een probleem genaamd politieagent Koot. De man deed zijn plicht trouw, maar wat was hij in onze ogen irritant, menig bal pikte hij in en wat zongen we dan op afstand: ”Politie Koot, breek je poot, over een stukkie olienoot”. Wat waren we snel verdwenen als hij zich omdraaide en terugfietste, we renden zo hard we konden want een middag naar het bureau was geen pretje.
Tour de France
Naast het voetbal was er in juli de Tour de France, ook daar deden we aan mee met door ons zelf opgezette etappes. Het viaduct over de tunnel bij het station was zelfs de een berg van de eerste categorie. De tijdrit was rond de Goeman Borgesius school. Uiteraard reden de beste renners in het geel en in het groen voor de sprinters. Moordrecht rond was de grootste en zwaarste etappe. Een marteling voor mij op mijn doortrap fietsje, prachtig als je er nu aan terugdenkt.
Schaatsen op straat
Opvallend is ook de saamhorigheid van alle bewoners, wat er werd niet allemaal georganiseerd. De ouders stonden altijd klaar om te helpen. Ik ben het jaartal kwijt, maar we hadden eens een winter die veel sneeuw bracht. Dat smolt en vroor ‘s avonds en ‘s nachts weer aan, waardoor we vanaf het oude spoorstation, waar nu de Karnemelkslootflat staat, dagenlang naar beneden schaatsten, over de straat naar het spoor.
Trommelaars
In 1955 woonde in de Agatha Dekenstraat de familie Lakerveld De vader van de twee jongens stapte op een dag binnen bij de snoepfabriek van Schuttelaar aan de Eerste kade en vroeg of hij voortaan de oude grondstofblikken mocht ophalen want hij had een plan bedacht om een muziekkorps voor de jeugd te gaan starten. Nu dat werd een grandioos succes dat jaren duurde. De vrolijke trommelaars werd een groep van zo’n veertig jongelui die wekelijks in de wijk oefende en iedereen veel plezier deed. Dat het een herrie was en niet altijd alles glad verliep mocht de pret niet drukken.
Watersnoodramp
De grote watersnoodramp in februari 1953 was indrukwekkend, geen schutting van de woningen in de Eerste kade stond nog overeind. Maar gelukkig was Gouda een overstroming bespaard gebleven dankzij een schipper die zijn boot in de IJssel dumpte. Wel kwam er geen drinkwater uit de kraan, op de Markt kon je toen dagelijks bij een tankauto water gaan ophalen. Maar aangezien we in 1953 bijna nog geen plastic kenden, laat staan jerrycans was de vraag, hoe krijgen we dat water thuis en waarin? De enige oplossing was de wasteil of tobbe en de emmers, maar ja die waren van zink en indien gevuld loodzwaar! Gelukkig bleek speelgoed de oplossing. Speelgoed? Ja zeker, want wat bleek? Veel van onze jeugd bouwde in die tijd over het oude onderstel van een kinderwagen een zeepkist. De één leek nog meer op een auto dan de ander, we zijn er vanaf de tunnelhoogte wat mee afgeraced. De tobbe of emmer werd in de kar gezet en op naar de Markt voor drinkwater. Dat bleek een tijdrovend iets. Want heel Gouda moest daar water halen, dus wachtrijen van een paar honderd meter en na vulling terug over straat en hobbels waarbij veel water er uitklotste. Maar we namen het voor, lief het was nu eenmaal niet anders.
Als je nu denkt aan de luxe waarin je kinderen zijn opgegroeid, dan is de vraag bij mij wel eens naar voren gekomen.”Waren we toen minder gelukkig ”? Ik denk het niet, we waren blij met wat we hadden en tevreden met wat we kregen. Buitenspelen was een genot en op straat leerde je veel vermaak, gedrag, saamhorigheid en je leerde van je af te bijten. Zonder het begrip fatsoen en respect kwijt te raken.